Tijdens onze wekelijkse coachwandeling door het bos, kwamen de cliënt (hij heeft een C-PTSS) en ik aan op een open plek. Ruimte om ons heen, allerlei verschillende bomen en struiken rondom ons: berken, eiken, treurwilgen, gewone wilgen, vlierbessen enz.
Ik dacht: dit is het moment om, na het intensieve gesprek dat we net hadden over zijn zelfbeeld en welke keuzes hij te maken heeft, aan hem te vragen: “Met welke boom kun jij jezelf vergelijken zoals je jezelf op dit moment voelt?” Ik dacht: “Keuze genoeg! Er staan hier grote bomen, kleine bomen, rechte bomen, kromme bomen, warrige struiken, statige bomen. Hij kiest vast voor een treurwilg.”
Het bleef een poosje stil, de cliënt keek niet om zich heen, maar naar de grond. Ik dacht nog: “Heeft hij de vraag niet goed begrepen? Moet ik het nog een keer herhalen?” toen hij zei: “Ik ben dit grassprietje……”
Dat was even schakelen; voor mij dan. O, o die aannames (zijn mij als coach dus ook niet geheel en altijd vreemd).
Eh, geen treurwilg dus.
“Wat maakt dat jij voor deze grasspriet kiest?
Zijn antwoord bevatte opmerkingen als:
- Hij is bruin.
- Ziet er magertjes uit.
- Heeft weinig leven in zich….
We keken samen naar de grasspriet. Tja, bruin was ‘ie inderdaad, alleen het bovenste deel. De steel was groen en stevig. Dat bruine, dat was de aar, met zaadjes.
Ik zei dat ik verrast was dat hij een grasspriet uitkoos op mijn vraag met welke boom of struik hij zich op dit moment kon vergelijken. “Tja, zo voel ik me nu”, was het antwoord.
Een goed antwoord, dat zeker.
Een antwoord dat beter bij hem paste dan hijzelf op dat moment dacht.
Oké, hij voelt zich op dit moment niet machtig, dus geen boom, hoe klein dan ook.
Maar, weet je welk een kracht er in een grasspriet schuilt? Je ziet het niet direct, maar gras groeit op plaatsen waar iets anders niet (meer) kan groeien.
Ik zei tegen hem: “Jij laat, ook al zie jij dat zelf niet zo, kracht zien! Jij bent heel druk bezig met worstelen om boven te komen en te blijven. Dat kost kracht en daarvoor heb je kracht nodig, anders red je dat niet.
Daarnaast, gras is behoorlijk uniek. Wij mensen kunnen heel veel, maar een levend, groeiend en bloeiend grassprietje namaken kunnen we niet. Hoe klein jij je ook voelt, jij bent wel een uniek mens; jij leeft; jij brengt een lach op, in ieder geval, mijn gezicht.
De top van deze grasspriet is inderdaad bruin (wat velen associëren met doods, zo ook jij). Maar, dit is de aar met zaadjes. Dus op het eerste gezicht misschien levenloos, maar tegelijkertijd ook vol met kansen van nieuw leven! Ieder zaadje draagt de belofte (en de mogelijkheid) in zich van een nieuw grassprietje! Die belofte zit ook in jou! De belofte dat jij, als jij jouw eigen kracht weer kunt vinden, jouw uniek-mens-zijn kunt herkennen maar vooral érkennen. Dat jij weer volop kunt gaan groeien en bloeien!!”
Een mooi detail was dat de grasspriet die mijn cliënt uitkoos, vlak naast een andere grasspriet stond. Eentje waartegen ‘zijn’ grasspriet regelmatig aanleunde als de wind iets sterker werd. Zo droegen ze samen de druk waaronder ze bogen.
Samen sta je sterker.
Ieder mens heeft recht op een nieuwe toekomst en een beter leven!